Spelregels

 

Spelregels horen kort en eenvoudig te zijn.
De regels voor de uitrusting, overtredingen en spelhervattingen hebben de tand des tijds doorstaan. Voetbal is altijd een vlot spel geweest.
Onderbrekingen kunnen door de scheidsrechter worden ontweken door de voordeelregel toe te passen. Na een fout wordt dan gewoon verder gespeeld, mits de partij in balbezit hier geen nadeel van ondervindt.De buitenspelregel heeft altijd voor discussie gezorgd.
Grensrechters moeten razend snel beslissen of de aanvaller voorbij de op een na laatste verdediger stond op het moment dat de bal door een van zijn of haar medespelers vooruit werd gespeeld. Een speler kan niet buitenspel staan bij een inworp.

Hoofdregels
En wedstrijd duurt 90 minuten en is verdeeld in twee helften van elke 45 minuten.
De ploegen wisselen na de rust van helft..
Bij beker- of kwalificatiewedstrijden kan de wedstrijd met nog eens 30 minuten worden verlengd als er sprake is van een gelijkspel
- Het veld:
Een rechthoekige gras oppervlakte verdeeld in twee gelijke helften.
De lengte is 100-110m, de breedte 64-75m.
Aan elke kant van het veld is in het midden van de doellijn een doel opgesteld.
Een doel bestaat uit twee rechtopstaande palen, die7,3m uit elkaar staan en aan de bovenkant aan elkaar verbonden zijn met een horizontale lat.
Aan de palen ,lat en grond is een net bevestigd.

- De bal:
Bolvormig met een omhulsel van leer (of ander goedgekeurd materiaal).
De omtrek is 68-71 cm, het gewicht 396-453 g.
De spanning moet gelijk zijn aan 0,6-1,1 atmosfeer op zeeniveau.



- De teams:
Twee teams met elf spelers inclusief de keeper.
Er mogen maximaal drie spelers gewisseld worden.
Iedere speler mag van plaats wisselen met de keeper.
- Een speler staat buitenspel als hij dichter bij het doel van de tegenstander is dan de bal,
tenzij hij op zijn eigen helft staat,of
hij niet bij de doellijn van de tegenstander staat dan er minstens twee van zijn tegenstanders.
- Als een speler een ernstige overtreding begaat, zoals het schoppen of slaan van de
tegenstander, krijgt de tegenstander een directe vrije trap.
Dit is tevens het geval als de bal opzettelijk met de handen wordt gespeeld door een andere speler dan de keeper.
Lichtere overtredingen, zoals tijdrekken of gevaarlijk spel, worden bestaft met een indirecte vrije trap.
Bij elke vrije moet de afstand tussen de bal en de tegenstander 9 m bedragen.
- Een speler die met de scheidsrechter steeds in discussie treedt of voortdurend de regels
overtreedt, kan een gele kaart krijgen (een officiƫle waarschuwing).
Voor ernstiger gedrag, zoals het trappen van een tegenstander of het gebruik van obscene taal, kan de speler direct van het veld worden gestuurd (rode kaart)
- sommige overtredingen die plaatsvinden in het strafschopgebied resulteren in een strafschop tegen de overtredende ploeg.
- Een strafschop wordt genomen vanaf de penaltystip.


Op het moment van het schieten moeten alle spelers, behalve degene die schiet (duidelijk herkenbaar) en de keeper, in het veld staan, maar buiten het strafschopgebied en op een afstand van ten minste 9m vanaf en achter de penaltystip.
De keeper moet op zijn eigen doellijn tussen de doelpalen staan(zonder zijn voeten te bewegen) totdat de bal geschoten is.
De speler die schiet moet naar voren schieten;hij mag de bal pas weer raken nadat deze door een andere speler is geraakt.